1 februari, 2017

Petrus Donders

Petrus (Peerke) Donders

Nederland.

Ouderlijk huis van Petrus Donders te Tilburg

Op 27 oktober 1809 wordt in Tilburg Petrus Nobertus Donders geboren als oudste zoon van Arnold Donders en Petronella van den Brekel.
Petrus wordt al snel liefkozend PEERKE genoemd. Zijn vader is huiswever en op 12 jarige leeftijd zit Peerke al achter het weefgetouw. Maar Peerke heeft geen voorliefde voor het vak van wever. Hij wil en zal priester worden. Peerke kan zijn droom om priester te worden niet gemakkelijk waarmaken. Zijn ouders hebben geen geld voor de benodigde studiekosten.
Als hij voor de  5e keer is afgekeurd voor het leger, vraagt hij de pastoor om hulp. Door toedoen van de pastoor wordt hij in 1831 aangesteld als knecht op het klein seminarie Beekvliet te Sint-Michielsgestel. Hij bedient daar jongere studenten en in zijn vrije tijd studeert hij. Vanwege zijn geloofsijver wordt Peerke toegelaten tot de priesteropleiding.
Tijdens zijn vervolgstudie aan het grootseminarie te Nieuw Herlaer, dat in 1839 verhuist naar een nieuw seminarie te Haaren, komt de prefect van de Surinaamse Missie, Mgr. J. Grooff, uit Suriname op bezoek. Hij zoekt priesters voor de missie in Suriname. Peerke bedenkt zich niet en meldt zich hiervoor aan. En zo wordt zijn droom waargemaakt, want op 5 juni 1841 wordt Peerke vervroegd tot priester gewijd.
Op 1 augustus 1842 stapt Peerke op het zeilschip Jacoba Maurina, onder bevel van kapitein G. van Medevoort, …..op weg naar Suriname.

Suriname.

Anderhalve maand later, op 16 september 1842, komt hij aan in Suriname, alwaar hij als Kapelaan wordt aangesteld in Paramaribo.
Al na 3 weken bezoekt Peerke voor het eerst Batavia samen met Mgr. Grooff. De reis duurt van 8 tot 26 oktober. Peerke werkt vervolgens op verschillende plaatsen in Suriname. Pas in 1856 breekt het tijdperk Batavia aan en wordt het de voornaamste plek van Peerke’s missie. Hij werkt er niet alleen als geestelijke maar ook als vertrooster, ziekenbroeder en pleitbezorger voor de met lepra besmette melaatsen. Hij verbindt de wonden, wast de windselen en veegt de hutten.
Op zijn aandringen zorgt het gouvernement voor betere behuizingen en bedden. Peerke krijgt de erenaam “Apostel van de Melaatsen”.
Na een korte onderbreking op Batavia legt Peerke op 24 juni 1867 de kloostergeloften af en treedt toe tot de Congregatie der Redemptoristen. Op 13 augustus 1867 keert Peerke, gekleed in de zwarte redemptoristentoog, terug naar Batavia, waar hij hartelijk wordt ontvangen door de bewoners.
Vanaf 1868 onderneemt Peerke vanuit Batavia missie reizen per tentboot of korjaal naar de Indianendorpen aan de Coppename, de boven-Saramacca, de Tibiti, Wayambo en Maratakka.
Hij krijgt naast de erenaam “Apostel der Melaatsen” ook die van “Apostel der Indianen”.
Het werken op Batavia was zwaar. Dokter van Hasselaar, lid van een geneeskundige commissie, bezocht Batavia en schreef het volgende verslag: “Nooit vergeet ik de indruk, die Batavia op mij maakte, toen wij enige huizen waren binnengeleid en ik daar de verwoesting zag, welke door de melaatsheid in haar grootste woede wordt aangericht. Wij vonden er, van wie de lichamen zodanig met grote verheven knobbels waren bezet, dat de huid meer op de bast van een oude wilgenboom dan op het bedeksel van een mens geleek. Er waren er verscheidenen, die noch handen noch voeten meer hadden. Wij vonden er twee, van wie de armen bij de ellebogen afgevallen waren en die niets van de bovenarmen meer overhadden. Bij anderen was het grootste gedeelte van het verhemelte en de neusbeenderen verloren, waardoor de stemmen zo hees waren, het geluid dat zij voortbrachten zo onverstaanbaar was, dat men geen woordenklank kon ondersteiden. In één woord: het was de grootste verwoesting in menselijke lichamen, die ik ooit in mijn leven gezien heb en nooit meer hoop te zien. De stank in de huizen bij enigen, door hun wegterend vlees, was zo verschrikkelijk, dat enige heren van de Commissie naar buiten vluchtten om te braken. Wij waren na afloop allen verblijd onze onaangename taak te hebben afgedaan en verlangden nu niets meer dan dan zo spoedig mogelijk dit rijk de jammeren te verlaten. Wij scheepten ons wederom zo spoedig mogelijk op onze sloepen in, God dankend voor de gezondheid die wij nog genoten”.
Tijdens een visitatiebezoek in Januari 1883 van Mgr. Schaap aan Batavia, doen een paar mannen het verzoek om Pater Donders van Batavia weg te nemen omdat Peerke te oud zou zijn en moeilijk te verstaan tijdens de preken. Mgr. Schaap geeft toe en dan volgt er een opschudding op Batavia: Peerke mag niet weg! Maar Mgr. Schaap trekt zijn besluit niet in.
Op 7 februari 1883 komt Peerke in Paramaribo aan en vertrekt op 1 november van dat jaar naar Coronie. Hij blijft daar tot Oktober 1885. Op 10 juli 1885 was de nieuwe Kathedraal ingewijd en Peerke was blij deze te zien. Hij zal daar nog een heilige mis opdragen.
Maar op 17 November 1885 vertrekt Peerke opnieuw naar Batavia, waar hij 2 dagen later aankomt. Op 31 December 1886 krijgt Peerke een acute nier aanval en houdt zijn laatste preek.
Vanaf dat moment op oudjaarsavond wordt Peerke bijgestaan door Pater Jan Bakker.
Op 14 januari 1887 om 15:00 uur sterft Peerke.

Peerke na zijn dood.

Peerke wordt herbegraven in een marmeren graftombe

De kist met de stoffelijke resten van Peerke wordt de volgende dag neergelaten aan de voet van het missiekruis, waar Peerke vaker de nacht in gebed doorbracht.
In 1900 vindt de opening van het zalig- en heiligverklaringsproces plaats en op 27 juli van dat jaar worden de stoffelijke resten van Peerke naar Paramaribo over gebracht om een dag later te worden bijgezet achter de St-Petrus en Paulus Basiliek.
In 1913 wordt Peerke eerbiedwaardig verklaard.
Op 17 januari 1921 worden de overblijfselen nogmaals herbegraven, maar nu in een graf van de linker zijvleugel van de Basiliek.
In 1979 bevestigt paus Paulus Johannes II, dat in 1929 een kind op voorspraak van Peerke was genezen van botkanker, en mede daardoor wordt door deze paus op 23 mei 1982 Petrus Donders zalig verklaard.
Op 13 November 2010 worden de stoffelijke resten in een verzegelde houten kist in de marmeren graftombe gelegd.